Interview met advocate Sara Torrekens, co-founder van John - John Law

Advocate Sara Torrekens richtte 6 maanden geleden het advocatenbureau John - John Law op, samen met medevennoot Daan De Backer. De twee werkten voordien bijna 20 jaar bij het gerenommeerde Claeys en Engels. De opstart viel midden in de coronacrisis en dat weerspiegelt zich vanzelfsprekend ook in hun huidige cases.

Vanwaar de beslissing om een eigen bureau te starten?

“Zowel Daan als ik hebben heel veel kansen gekregen bij Claeys en Engels. We hebben er enorm veel geleerd en kozen toen al bewust voor een specialisatie in het sociaal strafrecht. Tegelijkertijd hebben we er ook ontdekt hoe we het zelf graag anders willen aanpakken. Het was de beste beslissing ooit om ons eigen bureau op te richten. De naam John - John Law is trouwens een knipoog naar onze vaders, zowel mijn vader als die van Daan heette Johan, vandaar John - John. We zijn hen alle twee te vroeg verloren en op deze manier willen we hen een eerbetoon brengen.”

Met welke zaken kunnen mensen bij jullie terecht?

“Onze focus is sociaal recht, ook wel gekend als ‘bedrijvenstrafrecht’. Ik ben zelf gespecialiseerd in preventieclaims, zoals (strafrechtelijke en/of burgerlijke) aansprakelijkheidsclaims na arbeidsongevallen. Ik geef dus voornamelijk bijstand na zware arbeidsongevallen, maar uiteraard zijn daar dit jaar ook de COVID-gerelateerde cases bijgekomen, zoals de flash controles in bedrijven.”

Sinds wanneer merk je een opmars van de COVID-cases?

“Al van bij het begin van de coronacrisis eigenlijk. In januari 2020 na de uitbraak in Wuhan hadden de meesten nog het idee dat het niet zo’n vaart zou lopen. Ikzelf dacht aanvankelijk ook niet dat het ooit een topic zou kunnen worden in mijn preventiepraktijk. Twee à drie weken voor de eerste lockdown werd ik echter plots de go-to person in deze materie. Vanuit grotere bedrijven was er namelijk al een zekere ongerustheid. In eerste instantie moesten bedrijven vooral hun bestaande risico-analyses bijstellen, bijvoorbeeld door handgel te voorzien, en werkposten te scheiden. Nog voor er sprake was van verplichting op telethuiswerk waren wij al bezig om in grotere bedrijven de bestaande policies hierrond op punt te stellen. Wij waren ook de allereerste die livewebinars gaven aan de werkgevers rond de besluiten die afgekondigd waren, zoals social distancing, want dat was een volledig nieuw begrip.”

Werden bedrijven al in de eerste lockdown gecontroleerd en beboet?

“Zeker. De cruciale sectoren moesten blijven doorgaan, maar ook zij hebben verplichtingen en moeten maatregelen treffen om de verspreiding van het virus tegen te gaan. In de eerste harde lockdown zijn er effectief invallen geweest van inspectiediensten in bedrijven, zoals in de voedingssector, waar de inspectie dan eiste dat er extra maatregelen werden getroffen. Wij geven in zo’n gevallen advies en bijstand, bijvoorbeeld naar aanleiding van formele verhoren.”

Je haalde al aan dat jullie het erg druk hebben met COVID. Welke inbreuken gebeuren momenteel voornamelijk?

“Via massale flash controles wordt intensief gecontroleerd of de COVID-maatregelen gerespecteerd worden. De hoofdfocus ligt hierbij op de verstrenging van de verplichting tot telethuiswerk. Er staat heel duidelijk in de wetgeving dat thuiswerken tegenwoordig verplicht is in alle sectoren en voor alle werkgevers. Weliswaar met een uitzonderingsmogelijkheid: omwille van de aard van de functie, ofwel omwille van de continuïteit van de bedrijfsvoering, de activiteiten of de dienstverlening.”

Hoe bewijs je als bedrijf dat (bepaalde) jobs niet van thuis uit kunnen gebeuren?

“Als je een flash controle krijgt, moet de werkgever kunnen beargumenteren waarom iemand toch op de werkvloer aanwezig is. Als werkgever moet je hier dus op voorhand al goed over nagedacht hebben. De inspectiedienst zal namelijk vaak een motiveringsnota vragen aan de werkgever. Bedrijven krijgen meestal eerst een verwittiging en worden aangemaand om aan te tonen waarom die taken onmogelijk van thuis kunnen worden uitgevoerd."



In welke zin kunnen jullie als bureau hierbij helpen?

“Wat wij vaak doen, na grondig overleg met de werkgever, is per functie een oplijsting maken en op die manier bepalen wat werknemers van thuis uit kunnen doen en voor welke taken ze wel naar kantoor moeten komen. Op basis daarvan wordt dan meestal gewerkt met een beurtrolsysteem van ‘roterende bubbels’ met zo weinig mogelijk interactie tussen de medewerkers.”

Wat als je geen goede motivatie kan geven?

“In zo’n geval kan men overgaan tot het opstellen van een pv tot vaststelling van inbreuken wegens het niet respecteren van de regels inzake het welzijn op het werk. De uiteindelijke strafsancties hiervoor zijn vrij zwaar. Concreet gaat het om boetes van 800 euro tot 8000 euro (niveau 3) voor inbreuken op de welzijnswetgeving in het algemeen. Is er effectief een uitbraak of infectie veroorzaakt door de niet-naleving van de regels, dan riskeert de werkgever (en/of de hiërarchische lijn) een boete van 4800 tot 48000 euro per inbreuk (niveau 4). Voor een vennootschap zou de maximale geldboete in dat geval zelfs kunnen oplopen tot 576.000 euro. Dat is echter nog niet het hele plaatje. Sinds 3 juli 2020 is er een nieuw artikel in het Sociaal Strafwetboek: artikel 238. Dit artikel zorgt voor verwarring, want daarin staat dat ‘het niet respecteren van die regels sanctioneerbaar is met sancties van niveau 2’, een trapje lager dus eigenlijk, met boetes van 400 euro tot 4000 euro.”

Hoe wordt dan bepaald welke boete van toepassing is?

“Werkgevers, en de andere leidinggevenden in de hiërarchische lijn, kunnen zowel gesanctioneerd worden in niveau 2, 3 of 4. De rechter kan echter maar één sanctionering opleggen en moet dan de zwaarste sanctie toepassen. Duidelijk zou je denken, maar ook hier is er een catch. In artikel 238 Ssw. staat namelijk dat de boete moet vermenigvuldigd worden met het aantal betrokken werknemers. Concreet: als er een COVID-controle plaatsvindt in een groot bedrijf en men vindt dat daar sprake is van 40 betrokken medewerkers, dan zou de maximale boete 4000 euro maal 40 kunnen zijn. Wat veel hoger is dan de maximale boete in niveau 3. Is er echter sprake van een besmetting (‘gezondheidsschade’), dan zou de mogelijke bestraffing op basis van de algemene bestraffing voor welzijnsinbreuken (artikel 127 Ssw.) dan weer de zwaarste zijn.

Kunnen medewerkers ook zelf bestraft worden als ze de coronaregels niet naleven?

“Normaal zijn enkel de werkgevers en hun hiërarchische lijn (de leidinggevenden) verantwoordelijk als ‘strafbare daders’, maar in artikel 238 Ssw. gaat het om iedereen die de in de onderneming opgelegde verplichtingen niet respecteert. Dus ook een medewerker die in het kader van de COVID-preventie bepaalde voorzorgsmaatregelen niet naleeft, riskeert een geldboete.”

Hoe zit het momenteel met het dragen van mondmaskers op het werk?

“Tenzij de overheid voor bepaalde specifieke activiteiten een mondmaskerplicht heeft opgelegd, geldt momenteel nog altijd dat het aan de werkgevers is om op basis van risicoanalyses te bekijken in welke gevallen een mondmasker al dan niet verplicht is. Wanneer de regel om afstand te houden/social distancing niet kan worden gegarandeerd, dan moet er wel een mondmasker worden gedragen. Het is dan aan de werkgever om dit te gaan opleggen. Als de werknemer die verplichting aanhoudend niet naleeft is dat trouwens een geldige reden om hem of haar te ontslaan om dringende redenen. Maar of het dragen van een mondmasker op het werk verplicht moet worden, moet van geval tot geval bekeken worden, in functie van de resultaten van de risicoanalyses binnen de onderneming.”

Zijn er eigenlijk concrete regels rond de maximale bezetting in bedrijven?

“In de eerste harde lockdown waren er effectief regels hierrond, bijvoorbeeld in warenhuizen omtrent het maximaal aantal bezoekers in functie van de oppervlakte van de winkelruimtes. Voor werkgevers geldt nu eigenlijk het principe dat zoveel mogelijk moet thuis gewerkt worden. Indien dat niet kan, wordt er in de wetgeving heel duidelijk gesteld dat je moet zorgen voor de maximale naleving van de regels rond social distancing. Je moet met andere woorden steeds de afstand van 1,5 meter tussen elke persoon kunnen garanderen. In principe kunnen bedrijven dat zelf gaan vertalen naar een maximale bezetting in functie van de vierkante meters of oppervlakte, maar dit is geen vaste of algemene regel.”

Wat zijn, tot slot, de huidige maatregelen rond contact tracing en testing in een bedrijfscontext?

“Sinds 21 januari 2021 is er een specifieke wijziging van de regels rond de bevoegdheden van de preventieadviseurs-arbeidsgeneesheren. Het gaat om een tijdelijke uitbreiding van hun bevoegdheden en taken in het kader van de COVID-preventie. Wat houdt het concreet in? Ze worden mee ingeschakeld bij contactopsporing, meer bepaald om hoogrisicocontacten te gaan identificeren op de werkvloer. Ook zijn ze verantwoordelijk voor het eigenlijke testen van werknemers, zowel de klassieke PCR-testen als sneltesten. Het is echter niet de bedoeling dat ze nu op grote schaal gaan beginnen testen. Het gaat enkel om werknemers die effectief aanwezig zijn geweest op de werkvloer, dus niet bij telewerkers, en waarvan een vermoeden bestaat dat zij, ofwel geïnfecteerd zouden zijn, ofwel dat ze een risicocontact hebben gehad.



En tot slot: de preventieadviseurs-arbeidsgeneesheren kunnen nu ook quarantaine-attesten uitschrijven aan hoogrisicocontacten. Met dit attest kunnen werknemers tijdelijke werkloosheid aanvragen wegens corona-overmacht. Wel belangrijk om te vermelden: als het gaat om een medewerker die zijn werk van thuis uit kan doen, moet hij uiteraard verder blijven werken, ondanks dat quarantaine-attest. Als ze effectief ziek worden, kunnen ze wel naar de behandelende arts gaan en een medisch attest vragen om niet te moeten werken.”

INNI redactie